Triptiek 2: Liefde
Zie-hoor de roep van de zinkende steen
De dorst zoekt de borst van de bodem
Drinkend geronnen herinnering
doorrinkelt de laving de vliezen van water
De vloed van de aankomst ontwaakt
Ik ben bij mijn oevers beland
en ik juich want je brengt me mijn huid
mijn vederlicht harnas van hars en van as
Zie-hoor de spreuk van de bard en de bruid:
De huid van de vrucht werd een huis van de vreugde
nu staan wij hart tegen hart
en drijven een langzame groei
in het rustende hout van de lokroep
wij gaan
wij water
wij wijwater warm
en wij bruisende trappelhoefpaarden
wij dampen de hogere wind
tot berkenbinnenmelk in
wij de ruikende wereld de wijtijd
Gewapend met flankkiemen zon
en speren spartelend licht
gaan wij door de dagen
de akkers der aarde
besproeien de ogen van morgen
op weg uit het wegebbend nachtwoud
wij altaar en altijd
wij adem en wij oceaan.